Dossier: Vloeronderhoud

Doel is het vergelijken van zeven natreinigingsmethoden voor dagelijks onderhoud van harde vloeren voor wat betreft effectiviteit (reinigende werking) en efficiëntie (doelmatigheid). Daartoe is een vaste hoeveelheid licht hechtend vuil aangebracht op een testvloer van ruim twintig vierkante meter met een hard vloeroppervlak van PVC, linoleum of dubbelhard gebakken tegels. Na een nacht drogen is dit vuil volgens standaard SVS-methoden gewist en vervolgens nat gereinigd volgens een van de zeven methoden. Aan de bevuiling wordt een eerder voor de VSR ontwikkelde tracer toegevoegd, die het vuil onder UV-belichting zichtbaar maakt. Door fotografie en tintmeting is de effectiviteit van de methode beoordeeld. De resultaten van tijdmetingen zijn vervolgens gebruikt om efficiënties te berekenen.

Het doel was het reinigingseffect te bepalen van stofzuigen, wissen, rolvegen en zwabberen op vijf verschillende harde vloeren, namelijk: rubber noppenvloer, linoleum in de was gezet, linoleum gestript, tegelvloer en sportvloer. De uitvoering van dit onderzoek bestond uit het bevuilen van de vloer, daarop volgend droog reinigen met een bepaalde reinigingsmethode en tenslotte het meten van het reinigingseffect.

Het onderzoek bestaat uit twee deelonderzoeken. Doel van deelonderzoek 1: Het verschil in reinigingseffect bepalen tussen stofzuigen met combinatiezuigmond, stofzuigen met elektrisch aangedreven borstelzuigmond en borstelzuigen op laagpolig velours tapijt. Doel van deelonderzoek 2: Bepalen in hoeverre sterk bevuild laagpolig velours tapijt door verschillende intensieve reinigingsmethoden nog gereinigd kan worden.

Het onderzoek bestaat uit twee deelonderzoeken. Doel van deelonderzoek 1: Het verschil in reinigingseffect bepalen bij toepassing van verschillende frequenties van stofzuigen met een elektrisch aangedreven borstelzuigmond op laagpolig bouclé tapijt. Doel van deelonderzoek 2: Bepalen in hoeverre sterk bevuild laagpolig bouclé tapijt door verschillende intensieve reinigingsmethoden nog gereinigd kan worden.

Het onderzoek bestaat uit twee deelonderzoeken. Doel van deelonderzoek 1: Het verschil in reinigingseffect bepalen bij toepassing van verschillende frequenties van stofzuigen met combinatiezuigmond op laagpolig bouclé tapijt. Doel van deelonderzoek 2: Bepalen in hoeverre sterk bevuild laagpolig bouclé tapijt door intensief stofzuigen met combinatiezuigmond nog gereinigd kan worden.

De doelstelling van dit onderzoek is het inventariseren welke operationele parameters in welke mate de effectiviteit van het stofzuigen bepalen. Ten behoeve van dit onderzoek is informatie verzameld uit binnen- en buitenlandse literatuur, en zijn gesprekken gevoerd met deskundigen. Voor het voeren van deze inhoudelijke gesprekken is een bezoek gebracht aan een Nederlandse leverancier van bedrijfsstofzuigers en daarnaast is een bezoek gebracht aan een Duitse huishoudstofzuigerfabrikant, die met zijn fabrikaat een leidende positie op de markt inneemt.

In het najaar van 1989 heeft de VSR opdracht gegeven tot een onderzoek naar de effectiviteit van stofzuigen bij verschillende stofzuigfrequenties. In de begeleidingscommissie VSR zijn de omstandigheden waaronder het onderzoek plaats zou vinden besproken en vastgesteld. In het voorjaar van 1990 is dit onderzoek uitgevoerd door het Instituut voor Reinigingstechnieken (IR-TNO). IR-TNO heeft de effectiviteit van stofzuigen bij verschillende stofzuigfrequenties bepaald door de hoeveelheid accumulatie van stof in polyamide bouclé tapijt te meten. Het totale onderzoek bestond uit twee aparte onderzoeken, waarbij het tweede onderzoek uitgevoerd werd met de tapijtstukken welke in het eerste onderzoek al gebruikt waren.

Het doel was een geschikte meetmethode te vinden voor het effectiviteitsverschil door verschillen in frequenties van stofzuigen van zachte vloerbedekking. Hiertoe heeft een literatuurstudie plaatsgevonden.